We hadden reeds de gelegenheid u de evolutie mee te delen die wet van 18 juni 2018 met betrekking tot diverse beschikkingen inzake het burgerlijk recht had aangebracht in het stelstel dat toepasselijk is op de gebouwen in mede-eigendom.
In het kader van deze wijzigingen, van kracht geworden op 1 januari 2019, hadden we het nieuws besproken dat een meerderheid van 4/5e van de stemmen van de algemene vergadering voldoende werd om te beslissen tot de vernietiging en heropbouw van een gebouw, wanneer deze beslissing gerechtvaardigd werd omwille van redenen van veiligheid of gezondheid.
Tot bij de inwerkingtreding van deze wet was de unanimiteit vereist voor zulke beslissing
Bij beslissing van 20 februari 2020 heeft het Grondwettelijk Hof de beschikking die deze meerderheid van 4/5e voorzag, vernietigd.
De beslissing van het Hof wordt gegrond op artikel 1 van het Eerste Aanvullend Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens dat stelt dat alle personen “recht hebben op het ongestoord genot van hun eigendom”, zodat ze er niet van beroofd kunnen worden behalve “in het algemeen belang en met inachtneming van de voorwaarden neergelegd in de wet en in de algemene beginselen van het internationaal recht”.
Het Grondwettelijk Hof heeft eerst en vooral erkend dat de beschikking die toelaat om te beslissen over de vernietiging en de heropbouw van een gebouw met een meerderheid van 4/5e van de stemmen weliswaar een legitiem doel had, ingegeven door het algemeen belang, vermits het ertoe strekt om “bij te dragen tot de transitie van verouderde appartementsgebouwen naar een modern en duurzaam gebouwenpark en op die manier de woonkwaliteit en de veiligheid van de bewoners te verhogen”.
Het heeft eveneens gesteld dat de wetgever de belangen van de mede-eigenaar die zich verzet tegen de beschikking tot afbraak of tot volledig heropbouw van het gebouw in beschouwing had genomen, door hem toe te laten afstand te doen van zijn kavel ten gunste van de andere mede-eigenaars, middels eventuele compensatie en, anderzijds, door eraan te herinneren dat hij beschikt over een rechtsmiddel tegen de beslissing die genomen zou worden door de algemene vergadering van de mede-eigenaars.
Desalniettemin heeft het Grondwettelijk Hof, rekening gehouden met de verregaande inmenging die deze beschikking toelaat in het eigendomsrecht, geoordeeld dat de wetgever meer waarborgen moet voorzien ten gunste van de mede-eigenaar die zich verzet tegen de beschikking van afbraak of heropbouw, door te voorzien “dat de vereniging van mede-eigenaars op eigen initiatief haar beslissing aanhanging maakt bij de vrederechter in afwijking van het vermelde artikel 577-9 §2 van het Burgerlijk Wetboek en dat de vrederechter de wettigheid van de beslissing kan beoordelen en, in voorkomend geval, aan een deskundige advies kan vragen of de geschiktheid van het bedrag van de compensatie die verleend zou worden aan de mede-eigenaar die afstand zou doen van zijn kavel”.
Het Hof wenst zodoende dat het initiatief van de procedure ten laste gelegd wordt van de mede-eigendom en niet van de misnoegde mede-eigenaar.
In afwachting dat de wetgever zulke maatregelen treft, heeft het Grondwettelijk Hof dus de mogelijkheid vernietigd om met een meerderheid van 4/5e te beslissen over een afbraak-heropbouw van een gebouw in mede-eigendom.
Zulke beslissing kan met andere woorden, zoals reeds het geval was voordat de wet van 18 juni 2018 werd aangenomen, slechts genomen worden bij eenstemmigheid van de mede-eigenaars.