Op 5 oktober jl. heeft de Kamer het wetsontwerp betreffende het onrechtmatig binnendringen in, bezetten van of verblijven in andermans goed aanvaard.
Deze wet zal in werking treden tien dagen na haar publicatie in het Belgisch Staatsblad.
Voor wat betreft de burgerlijke procedures, laat ze iedere houder van een recht of titel op het door een andere persoon onwettig bezette pand, toe de Vrederechter van het kanton waarin dit goed zich bevindt, te vatten middels een verzoekschrift, dat wordt neergelegd ter griffie, opdat deze de uitzetting van de bezetters zonder recht noch titel zou bevelen. Bij dit verzoekschrift dient een attest van woonst van de betrokken perso(o)n(en) die moeten worden uitgezet, te worden gevoegd. Tot voor deze wijziging kon zulke procedure slechts bij dagvaarding, betekend door een Gerechtsdeurwaarder, worden ingeleid, wat een bijkomende kost met zich meebracht.
Bovendien waakt de wet erover dat de beslissing snel tussenkomt. Zij voorziet inderdaad dat de inleidingszitting moet plaatsvinden binnen de acht dagen, en dat de Vrederechter de zaak hetzij op deze zitting, hetzij op een nabije datum, moet weerhouden. In geval van « absolute noodzakelijkheid », kan de procedure ingeleid worden middels eenzijdig verzoekschrift, wat de vaststelingstermijn van de inleidingszitting zal herleiden tot slechts twee dagen.
De wet wijzigt eveneens het Strafwetboek door het feit « te verblijven op eender welke manier in andermans niet bewoonde huis, appartement, kamer of verblijf, of de aanhorigheden ervan, of enige andere niet bewoonde ruimte of andermans roerend goed dat al dan niet als verblijf kan dienen » als misdrijf te kwalificeren.
Tot slot vertrouwt de wet de Procureur des Konings de bevoegdheid toe om over te gaan tot de uitzetting van elke persoon die andermans goed zonder recht noch titel bezet. Dit bevel wordt op een zichtbare plaats aangebracht aan het betrokken goed. Elke persoon die van oordeel is dat zijn rechten geschaad worden door zulk bevel, kan beroep instellen bij de Vrederechter binnen een termijn van acht dagen na de aanplakking. Dit beroep heeft schorsende werking en de Vrederechter kan een langere termijn verlenen aan de bezetter om de plaatsen te ontruimen.