Het Hof van Cassatie heeft in zijn arrest van 3 september 2024 verduidelijking gebracht omtrent de opheffing van de immobilisatie van een voertuig dat niet toebehoort aan de overtreder.
Overeenkomstig artikel 58bis §3/1 Wegverkeerswet kan een officier van gerechtelijke politie of de Procureur des Konings bevelen dat een voertuig moet worden geïmmobiliseerd bij bepaalde overtredingen, bijvoorbeeld wanneer een voertuig wordt bestuurd zonder rijbewijs of spijts een verval van het recht tot sturen, wanneer de toegelaten snelheid met meer dan 30 kilometer per uur wordt overschreden, enzovoort.
Die immobilisering kan worden beëindigd door de personen die de oplegging hebben bevolen, ambtshalve of op verzoek van de overtreder, of (indien deze niet de overtreder is) van de persoon die bewijst dat hij eigenaar is van het voertuig. Wanneer het verzoek tot opheffing van de immobilisatie wordt afgewezen, kan de zaak worden aangebracht bij de politierechtbank.
In het bestudeerde geval had de politierechtbank het verzoek tot opheffing van de immobilisatie ongegrond verklaard, terwijl de eiser in cassatie argumenteerde dat de politierechtbank zijn verzoek had moeten inwilligen, aangezien hij de eigenaar, en niet de overtreder, was.
Artikel 58bis §2 2e lid Wegverkeerswet bepaalt : “indien de eigenaar van het voertuig niet de overtreder is, kan hij het zonder kosten terugkrijgen; de kosten en de risico’s zijn ten laste van de overtreder”.
Het Hof van Cassatie verduidelijkt dat dit artikel niet als gevolg heeft dat de politierechtbank, omwille van het enkele feit dat de eigenaar van het voertuig niet de overtreder is, dat verzoek noodzakelijkerwijze zou moeten inwilligen. De wetgever heeft met deze bepaling enkel willen aangeven dat het voertuig zonder kosten wordt teruggegeven, anders dan bij de eigenaar van het voertuig.
Het Hof oordeelt dat een andere interpretatie alle nut zou ontnemen aan de wetsbepaling indien het voertuig niet behoort aan de overtreder.
Met andere woorden moet de politierechtbank ten opzichte van de eigenaar van het voertuig die niet de overtreder was op dezelfde wijze oordelen als ten opzichte van de overtreder, met als enige verschil een andere behandeling voor wat betreft de kosten.
De politierechtbank moet onderzoeken of (1) de beveiligingsmaatregel is genomen door een bevoegde overheid, (2) de voorwaarden voor het bevelen van de beveiligingsmaatregel zijn vervuld, (3) de toegelaten termijn niet wordt overschreden en (4) de voortzetting van de immobilisering geen onevenredige aantasting inhoudt van de rechten van de eigenaar van het voertuig in het licht van het met de immobilisering beoogde doel en rekening houdend met de concrete omstandigheden van de zaak, waaronder de band tussen de overtreder en de eigenaar van het voertuig.