Artikel 1184 alinea 3 van het Burgerlijk Wetboek stelt: “de ontbinding moet in rechte gevorderd worden en aan de verweerder kan, naargelang van de omstandigheden, uitstel worden verleend.” Uit deze bepaling komt voort dat de ontbinding van een overeenkomst ten laste van een van de partijen een voorafgaandelijke tussenkomst van de Rechter vereist.
De Rechters ten gronde lieten desondanks contractspartijen reeds lang toe om een overeenkomst eenzijdig buitengerechtelijk te ontbinden. Deze oplossing werd goedgekeurd door de rechtsleer, die ze had omkaderd met strikte toepassingsvoorwaarden.
Dat was echter nog niet duidelijk bevestigd door het Hof van Cassatie. Sinds 23 mei 2019 is dat wel gebeurd.
In een arrest van deze datum bevestigt het Hof dat een partij een overeenkomst kan ontbinden ten laste van haar medecontractant zonder de voorafgaandelijke toelating van de Rechter te vorderen voor zover:
– de schuldenaar een ernstige contractuele fout begaan heeft die de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt;
– de schuldeiser zijn schuldenaar in gebreke gesteld heeft om zijn verbintenissen na te komen en hem een redelijke termijn gelaten heeft om die uit te voeren (deze voorwaarde wordt niet uitdrukkelijk hernomen in het arrest van 23 mei 2019, maar vormt een algemeen rechtsbeginsel, vermits de verzending van een ingebrekestelling een noodzakelijke voorgaande is voor de toepassing van eender welke burgerlijke sanctie);
– de schuldeiser op duidelijke en ondubbelzinnige wijze zijn wil om de overeenkomst te ontbinden te zijnen laste aan zijn schuldenaar heeft bekendgemaakt en de motieven die als grondslag dienen voor deze beslissing verduidelijkt heeft.
In tegenstelling tot wat de rechtsleer vooropstelde, onderwerpt ons hoogste Hof de kennisgeving van de buitengerechtelijke ontbinding van een overeenkomst niet aan de voorafgaandelijke vaststelling van uitzonderlijke omstandigheden.
Zo wordt de ontbinding middels eenvoudige kennisgeving voor het eerst door het Hof van Cassatie bevestigd als een algemene handelswijze, die op gelijke voet gesteld wordt met de gerechtelijke ontbinding van een overeenkomst.
Voorzichtigheid is nochtans geboden: de buitengerechtelijke ontbinding komt tussen op risico van de schuldeiser. Zodoende wordt ze onderworpen aan een a posteriori controle van de Rechter, die uitgeoefend kan worden in geval van betwisting door de partij ten laste van wie de overeenkomst ontbonden werd.