Het burgerlijk bewijsrecht is niet meer aangepast aan de veranderde samenleving, met tal van technologische ontwikkelingen. Bovendien wil de regering het bewijsformalisme versoepelen, en de wet aanpassen aan de evolutie van de rechtspraak. De regering heeft dus een wetsontwerp in die zin neergelegd in de Kamer op 31 oktober 2018.
Op vandaag vereist het recht een schriftelijk bewijs voor alles wat een bedrag van 375,- € overschrijdt. In het wetsontwerp wordt voorgesteld deze grens op te trekken tot 3.500,- €, waaronder het vrij bewijsstelsel zou gelden: concreet betekent dit dat, bijvoorbeeld, een sms of e-mail zouden kunnen volstaan als bewijsmiddel.
Er wordt eveneens voorgesteld dat de rechter de bewijslast zou kunnen omkeren, in uitzonderlijke gevallen en wanneer de toepassing van de bewijsregels “manifest onredelijk” zou zijn. De idee dat de regels inzake de bewijslast niet mogen leiden tot onbillijke gevolgen, wordt reeds lang aanvaard in de rechtsleer.
De rechter zou volgens het wetsontwerp ook rekening moeten kunnen houden met een aanzienlijk onevenwicht tussen de partijen in bewijsgeschiktheid, wanneer het opstellen, bijhouden of leveren van bewijs buitensporig zwaar of duur is voor een van de partijen, of met het foutief weigeren door een partij van medewerking in de bewijslast.
Het bewijs door waarschijnlijkheid zou worden uitgebreid naar bepaalde positieve feiten, die materieel niet op zekere wijze kunnen worden bewezen of waarvan het zeker bewijs zo moeilijk is dat het niet redelijk is dat te verlangen. Zo aanvaardt de rechtspraak bij verzekering tegen diefstal bijvoorbeeld reeds dat het zekere bewijs van een diefstal onmogelijk te leveren is, zodat voor de rechtbanken in dat geval vaak een waarschijnlijk bewijs volstaat.
Bovendien zou dit nieuwe recht eveneens digitale bewijsmiddelen aanvaarden, zoals een e-mail.
Dit ontwerp dient nog besproken (en geamendeerd) te worden in de Kamer, en zal dus pas in de toekomst (al dan niet gedeeltelijk) wet worden.
Tot slot wijzen we erop dat sinds 1 november 2018 en het in werking treden van het nieuwe artikel 1348bis van het Burgerlijk Wetboek, de vrije bewijsregeling, die tot dan voorbehouden was voor handelaars, is uitgebreid naar alle ondernemingen, zoals, bijvoorbeeld, landbouwers, vrije beroepen of zelfs VZW’s.